Om een uur of vier valt de schemering in. Een uur later is het al nachtdonker en haast iedereen zich door de regen naar huis terwijl de wereld steeds absurder wordt. Thuis steken we de lichten aan, schuiven een maaltijd in de oven. Kijken naar andere mensen op TV die ofwel veel te opgewekt zijn of anders ook maar doen alsof ze het weten.
“Was that a pivotal historical moment/We just went stumbling past?”
Het is een vraag die je je in deze tijden wel enkele keren per jaar kunt stellen.
Alles is toch al naar kloten, of zo lijkt het toch. We zuipen, we vreten, we stinken. Tussendoor werken we ons te pletter. Wat brengt het ook op? We kopen van alles en het enige dat we echt nodig hebben is tijd. Tijd om meer mens te zijn, om geen slaaf te zijn, tijd om ziek en moe te zijn zonder daarom verstoten te worden.
Misschien zijn we inderdaad met te veel en weten we niet meer wie bij ons hoort en wie ons vreemd is. Misschien zijn we inderdaad met te veel en gedragen we ons daarom als hordes ratten op een vuilnisbelt. Misschien zijn we inderdaad met te veel en verliezen we ons daarom in doelloos, zielloos plunderen. Alles moet weg en we doen allemaal hetzelfde. Misschien zijn we inderdaad met te veel en kan het ons daarom helemaal niets meer schelen.
Misschien is het ons allemaal boven het hoofd gegroeid en is er niemand die er nog aan uitgeraakt. Laten we de banken en de winkels sluiten, de beurzen en de fabrieken stilleggen. Laat de treinen, de bussen en de auto’s stoppen. Laten we allemaal naar huis gaan, naar je mama toe. Laat ons allemaal even zwijgen, zodat het enigszins kan bezinken. Laat ons gewoon eens nadenken over de vraag waar we mee bezig zijn en hoe en vooral waarom. Laat ons nog eens zitten en kijken naar elkaar. Laat ons tijd verspillen en daar niet om geven. Laat ons nog wat prutsen en dertig keer opnieuw beginnen zonder dat er iemand zegt dat het nu wel genoeg is geweest.
We zijn zo klein en we tonen ons zo groot. We zijn zucht in de wind, een scheet in de eeuwigheid. We zijn even hier en straks is alles wat we waren en ieder die we kenden voorgoed verdwenen. We zouden zo vol kunnen zijn en we zijn zo leeg, alsof we alles al hebben gehad.
