Vandaag, zo heb ik me voorgenomen, doe ik niets. Of toch niets dat uitgedrukt kan worden in termen zoals productiviteit en economische rendabiliteit of andere lelijke woorden. Ik heb natuurlijk het geluk dat ik het overgrote deel van mijn werk of wat daarvan overblijft zelf kan organiseren. De lesmomenten liggen vast natuurlijk, maar verder merkt niemand het als ik een halve of zelfs een hele dag mijn mailbox niet open. Het zorgt voor wat perspectief over hoe ‘essentieel’ het allemaal is wat ik doe. Ik sta er best niet al te lang bij stil, of ik ben nog geneigd om helemaal de handdoek in de ring te gooien.
Ik maak me op om nog eens inkopen voor een week ver te doen nu ik nog een auto ter beschikking heb. Ik kom buiten net op het moment dat de bejaarde buurvrouw van een paar huizen verder dat ook doet. In sappig Gents laat ze weten dat ze niet met de Lotto kan spelen omdat ze in Delhaize op dit moment geen speelpunt hebben. Het is te ver om met haar rollator naar de krantenwinkel (zij zegt ‘boekenwinkel’) te sukkelen, dus bied ik aan om dat voor haar te doen. Ze heeft een euro gewonnen, dus mijn plannen om er vandoor te gaan met haar miljoenen mag ik inruilen voor een bezoek aan de Colruyt. Het is minder stresserend dan de vorige keer, maar als er 1 ding is dat de dalende kwaliteit van ons onderwijs in de praktijk bewijst is bijzonder rekbare interpretatie van hoe lang of hoe ver anderhalve meter is. In Peru of zo moeten mensen een tapir afstand houden, dus ik stel voor dat we het bij ons in koersfietsen uitdrukken. Hou een koersfiets afstand en doe niet aan wieltjeszuigen is wellicht terminologie die we hier beter snappen.
Ik maak soep en maak voor de zoveelste dag op rij de afwasmachine leeg. Ik weet niet hoe het in andere huishoudens zit, maar hier zorgt deze crisis ook voor een serieuze test op vlak van capaciteit en uithoudingsvermogen van witgoed. De frigo puilt uit en draait overuren, de wasmachine moet een tandje bijsteken en de afwasmachine kreunt onder het gewicht van de potten, de pannen, het bestek en het servies.
In de namiddag lonkt de tuin, het weer blijft nog eventjes goed en ik spit en plant wat uien en sjalotjes. De achterbuurman kijkt vanop veilige afstand toe, maar hij zit te ver om te kunnen zien wat hij van de werkzaamheden denkt. Als ik in de vooravond mijn neus even buiten de deur steek zie ik de buurvrouw die werkt in een bejaardentehuis. Ze krijgen pralines, azalea’s, sla en vreest voor haar slanke lijn. Haar zoon die naar het bijzonder onderwijs gaat zal het tijdens de paasvakantie zonder opvang op school moeten stellen, dus dat wordt voor haar nog puzzelen om alles geregeld te krijgen.
Iets voor zeven luistert of kijkt bijna het hele land naar de persconferentie die de verlenging van de maatregelen tot 19 april aankondigt. Fietsen mag nog en wie dat nog kan haalt opgelucht adem.
Vlak voor ik naar bed ga lees ik op Facebook dat twee van mijn spreekwoordelijke vrienden daar het verlies van een geliefde te verwerken hebben. Het einde is nog niet zicht.
