Ik wilde uitslapen maar als ik ontwaak uit een bijzonder vreemde droom die zich in een hotel in Parijs afspeelde is nog net geen zeven uur. Mezelf en mijn lichaam kennende is mij nog eens omdraaien en verder maffen geen optie dus ik sta op. Het huis is leeg, en ik zet wat muziek op van Arvo Pärt. Er is weinig muziek die me zo tot rust doet komen als die. Het repetitieve nodigt uit tot meditatie en introspectie, het is mismuziek voor wie geen behoefte heeft aan religie, het slingert je wanhoop in het gezicht van een onbestaande godheid.
Ook deze stille zaterdag neem ik mij voor niets anders te doen dan wat er zonder zoeken op mijn pad komt. Plots ben ik mijn kamerplanten aan het verpotten, ik splits mijn Monstera Deliciosa in 4. De Agaves en de vetplantjes zet ik buiten in het zonnetje, hun zomertijd is aangebroken. De Aloe Vera’s en de cactussen zet ik op de vensterbank van het keukenraam, daar kunnen ze vanaf de middag baden in de zon. Omdat ik nog een miljoen overrijpe bananen heb liggen probeer ik iets te maken dat het midden houdt tussen brood en cake. Ik schuif het mengsel in de oven en het ruikt heerlijk. Het eindresultaat ziet er niet uit en de textuur is walgelijk en veel te papperig.
Isabel Albers maakt zich de bedenking dat thuiswerk naast de letterlijke afstand mensen er ook toe aanspoort zich minder met hun bedrijf te identificeren. Het uitgelezen moment dus om na te denken over wie we zijn en wat we werkelijk willen van dit leven. Je kunt het mensen niet kwalijk nemen dat ze hun job als kantoorslaafje ter meerdere eer en glorie (en portemonnee) van een omhooggevallen CEO niet langer als de essentie zien. Er komt tijd en mentale ruimte vrij om te peinzen en te evalueren, om ons te organiseren en ons af te vragen of we hierna gewoon hetzelfde willen.
In de namiddag maakt mijn dochter haar essentiële verplaatsing van haar vaders huis naar dat van mij en gaan we wandelen. Ik denk dat het ongeveer de eerste keer is dat we dat samen doen. We stappen tot aan de Westerbegraafplaats waar we een witte kat zien die op een grafzerk geniet van de zon. Ik ontdek het graf van Frits Van den Berghe en maak er een foto van. Na onze wandeling moet ik nog wat extra boodschappen doen en ik stap naar de Delhaize waar een rij staat van hier tot in Tokyo. Dan maar de baan oversteken naar de Colruyt waar de rij iets korter is. Het verbaast me nog steeds dat we het in geen tijd normaal zijn gaan vinden om aan te schuiven voor zoiets simpels als winkelen. Niemand mort, of toch niet luidop.
De app op mijn telefoon verklapt me dat ik vandaag ruim over de aanbevolen 10.000 stappen ben gegaan. Ik maak eten, geef de kat die maar blijft vragen om wat eten en haar neus optrekt voor haar kattenvoer een schelletje hesp. Het is nog geen tien uur wanneer ik doodmoe ben en ga slapen.
