Vandaag is het de laatste dag van maart, een maand die – zo zegt mijn dochter – ongeveer 87 dagen dagen heeft geduurd. Het is verbazingwekkend hoe snel en tegelijkertijd hoe traag de tijd verstrijkt. Deze toestand lijkt alles te zijn wat ik ooit heb gekend, alsof er nooit een leven was voor de lockdown, voor de dagelijkse telling van de doden en de zieken, voor de eindeloze stoet van virologen en professoren infectieziekten die we nu moeiteloos bij naam en voornaam kunnen noemen. Nochtans, we zijn nog maar goed 2 weken ver en het einde is nog niet in zicht.
Vandaag overlijdt in Gent een meisje van twaalf aan de ziekte. Vandaag verschijnt in De Tijd prominent de vraag of 5.000 mensenlevens redden wel de prijs van 60 miljard euro waard is. De vraag stellen is ze beantwoorden vermoed ik. Het is de generatie van mijn ouders en ouder die nu blijkbaar zonder veel plichtplegingen overboord gezet kan worden. De mensen die geboren werden de jaren voor en vlak na de tweede wereldoorlog en die opgroeiden op de toen nog smeulende puinhopen van Europa. Voor wie een badkamer, een auto, een televisie nog te boek stonden als luxe en die in de jaren ’50 en ’60 aan het rebelleren sloegen tegen God en Gezag. Die van de Gouden Jaren ’70 in de donkere jaren ’80 terechtkwamen en een generatie kinderen op de wereld zette die niet wist welke kans ze eerst moest grijpen.
Ik werk, ik overleg met collega’s waarvan er één herstelt van het virus. Een jonge gezonde vent van een jaar of dertig die op Strava ziet hoe zijn fietsbuddies kilometers vreten terwijl hij naar eigen zeggen niet weet of hij de straat op en af zou kunnen stappen.
In de Colruyt erger ik mij aan een jonge vrouw die de afstandsregels niet respecteert, constant aan haar liefje hangt, luidop zegt dat er helemaal geen 75 mensen in de winkel zijn en haar handen ongegeneerd over een hele rij diepvriezers laat glijden terwijl ze naar niets speciaal op zoek is. Ik vraag haar om dat niet te doen, ze schrikt, zegt ‘oh ja’ en gaat vlug terug bij haar lief staan.
’s Avonds kijk ik Canvas uit. Het laatste programma is een aflevering uit de reeks over Frank Vandenbroucke. Mijn dochter is er bij komen zitten en heeft geen flauw idee van wie de man is of was. Ik probeer wat uitleg te geven. Geboren in het onooglijke dorpje Ploegsteert, en toch larger than life persoonlijkheid ontwikkeld die niet meer onder de kerktoren paste. Het verhaal blijft boeien omdat in de persoon van Vandenbroucke alle mogelijke menselijke tegenstrijdigheden samenkomen. Een ijzeren wil als het moest en tegelijkertijd zo zwak en fragiel. Een ego van hier tot in Tokio en toch zo onzeker en klein. Een goudhaantje en een verschoppeling, een junk en een supertalent.
De reeks is bijzonder goed gemaakt, voor wie nog op zoek was naar een tip ter lering en vermaak in deze tijden.
