Het is lente en het ontwaken hier verloopt nu met het nodige kabaal. De zon komt op, een hond slaat aan. Ergens kraait een haan, die maant ons aan om op te staan. Een keur aan vogels fluit, tsjilpt, krijst en koert dat het een lieve lust is. Sta op, sta op, sta op, de dag begint.
Ik zet koffie, ruim de keuken op, start de afwasmachine. Met de fiets spurt ik om twee broden, daar komen we een paar dagen mee toe. Ik lees en schrijf mails, telefoneer, kortom: ik werk. Iemand noemt me Ilse. Gisteren noemde iemand mij Inge. Boven hoor ik mijn lief vergaderen. Hij lacht hartelijk. Hij zegt: Tell me, how can I help you?
De wereld wordt kleiner. Een praatje met de buren over de draad. Boodschappen doen en verder binnen blijven. We vangen een verre glimp op van hoe het leven vroeger was, toen dit het tempo en de actieradius was. Ach ja, we kunnen ons vermaken met boeken, films, series, games. We kunnen online naar museums of de dierentuin. Het zegt me allemaal niet veel. Het eeuwig zelfde decor begint te me vervelen, ik wil ergens heen, in het echt. Ik wil naar een andere stad rijden, mensen zien en horen hoe er andere talen en dialecten gesproken worden. Ik wil nieuwe dingen zien, voelen, proeven, ruiken. Achteraf met mijn lief op een terrasje napraten over wat we hebben beleefd en waar we nog naartoe zullen gaan of wat we waar gaan eten. Ik wil de drukte en de opwinding meemaken, het toeteren en razen van auto’s, tegen mensen aan lopen, mijn weg zoeken in een metro die ik niet ken.
Ach.
Mijn lief denkt dat er in de Aveve perkplantjes verkocht worden dus ik ga maar eens kijken. De jongeman die de gebruikte karren ontsmet doet dat met een grondigheid waar zijn moeder trots op zou zijn. Uiteindelijk blijkt het assortiment uiterst beperkt en in de winkel hangt een behoorlijk naargeestige sfeer. Helemaal zoals het bedoeld is in deze tijden vermoed ik. Uiteindelijk moet ik me tevreden stellen met een artisjokplantje en zaad voor prei en ananastomaten. Ik had nog nooit van ananastomaten gehoord, maar het klinkt op de één of andere manier wel lekker. Het zaad van de prei is zwart, wat mijn lief de bedenking ontlokt dat we nu ook echt op zwart zaad zitten. Als ik de moestuin sproei denk ik dat ik twee aarzelende uitjes zie die hun kopje boven de aarde uit steken.
De aarde kruipt onder mijn nagels en maakt de randen zwart. Hoe vaak ik mijn handen ook was in deze tijden, het is moeilijk om ze weer helemaal proper te krijgen. Al een geluk dat mijn huwelijk van 18 april is uitgesteld, want anders had ik er mij om moeten bekommeren. Had ik afspraken moeten maken bij de schoonheidsspecialiste en de kapper. Nu maakt het allemaal weinig uit. Mijn lief vergadert in zijn onderbroek en T-shirt.
Morgen worden glas en papier opgehaald. Mijn lief zet een ongoddelijke hoeveelheid lege wijnflessen buiten, mijn buren zijn bescheidener in hun verbruik. Ook de recyclageparken gaan terug open, men drukt ons op het hart er geen gratuit uitstapje van te maken.
