Op vrijdagavond werden de beslissingen van de nationale veiligheidsraad toegelicht tijdens een persconferentie en daarin werd niet verteld wat we wilden horen, wat we verwachtten, wat we hoopten. Ook op zaterdagmorgen weerklinkt nog een luid weeklagen, een lang aangehouden monotone treurzang die van diep komt. Het beeld uit Lord of the Rings komt me voor de ogen, een onoverzichtelijk leger, ontelbare Orcs, het lawaai dat uit de hoorns geblazen wordt beantwoord door keelgrommen. Je kunt niet anders dan meedoen of er buikpijn van krijgen. Iedereen maakt zijn eigen kruideniersrekening, eist het recht op de uitzondering op de uitzondering te mogen zijn waarop het beleid moet afgestemd zijn en verliest zich in vergezochte situaties waarop de regels dan toegepast moeten worden. Iemand zegt ‘de middenstand regeert het land’ en dat is waar, en wel op veel meer manieren dan we tot nu toe hebben aangenomen.
Opnieuw ben ik vroeg wakker, ga naar de bakker en daarna naar de apotheek. Ik kan vijf chirurgische mondmaskers krijgen, anderhalve euro het stuk. De apotheker geeft de bejaarde man voor mij, die hetzelfde komt halen, een omstandige uitleg over hoe ze te dragen en meerdere keren te gebruiken. Dezelfde uitleg staat ook nog eens op het briefje dat ik meekrijg, samen met de waarschuwing dat binnen blijven en handen wassen vele malen effectiever is dan mondmaskers. Binnenkort is het verplicht op het openbaar vervoer, aangeraden in andere omstandigheden waarin het lastig is om afstand te houden. Ze zal ook stoffen mondmaskers ter beschikking hebben aan twee euro het stuk. Ik laat er twee apart leggen, hopelijk zijn ze binnen eind volgende week zodat ik er 1 met mijn dochter kan mee geven. Ze waarschuwt nog dat het ‘eenvoudige’ witte maskers zijn, want ook in deze tijden zijn we ijdel. Of juist in deze tijden, misschien. Esthetiek en modegevoeligheid als laatste houvast aan andere tijden.
Om een uur of tien moet ik aan het werk, een online infodag van school. Met een collega heb ik afgesproken dat hij de voormiddag voor zijn rekening neemt, ik doe de namiddag. Ik wil aan het begin toch even inloggen, het systeem onder de knie krijgen en zien hoe mijn collega het doet. Ik kom terecht in een gigantische clusterfuck die de hele dag zal duren. Het systeem werkt niet, niemand weet hoe of wat of waarom en we krijgen maar met mondjesmaat uitleg. Rond de middag krijgen we instructies om een nieuwe werkwijze op poten te zetten en dat verloopt zo mogelijk nog chaotischer dan de ochtend. Opnieuw frustratie, onmacht, verloren tijd, zonder de kans om er als collega’s een gezamenlijke ervaring van te maken. We zitten er allemaal thuis mee, en moeten er maar in ons eentje mee zien om te gaan.
Tussendoor vind ik nog wel even de tijd om wat keukenkastjes te schilderen. Mijn dochter wijst me op een rand die niet is afgeplakt, haar vader werkt als schilder. Ik haal mijn schouders op, het is sowieso een verbetering en perfectie is de vijand van goed. We gaan nog even winkelen, ik bestel iets te eten omdat ik na deze dag geen zin meer heb in koken. Het is nog niet eens negen uur ’s avonds en eigenlijk wil ik gewoon naar bed.
