Het regent pijpenstelen, de hemel heeft de kleur van lood. Alles wordt nat, op de tuintafel vormen zich kleine plasjes. Het terras is spekglad, het gras richt zich op. De kat vindt het maar niets, die wil visjes krijgen zonder haar pootjes nat te maken. De slakken, daarentegen, die halen hun hartjes op (gesteld dat ze die hebben). Ik zet een deel van mijn kamerplanten buiten, zodat ze stof van binnen van zich kunnen afschudden. De yucca herleeft prompt en zet fier zijn blaadjes recht. Een topzware orchidee valt om en ik hoop dat die nog te redden valt.
In de voormiddag overleg ik met collega’s over het volgende academiejaar. Wat gaan we doen, hoe pakken we het aan, op welke manier zullen we de lessen organiseren? Ik maak me de bedenking dat de school één van de weinige plekken is waar ik echt graag werk. Het lijkt niet op echt werk, of toch niet op het soort werk met veel vergaderingen en bemoeienissen van mensen die eigenlijk niet weten waar jij mee bezig bent. Nu ja, er zijn ook momenten dat ik het erg druk heb en dat er behoorlijk wat stress is. En 67 groepswerkjes verbeteren waarvan de kwaliteit niet altijd even hoog is, er zijn leukere dingen natuurlijk. Maar over het algemeen werken we met ons team van drie goed samen in een soort organische structuur.
Nu komen er budgetten aan, en percentages die in een begroting moeten passen. De toekomst moet in een mal gegoten worden, zodat iemand in het hoofdkantoor een excel kan maken met een kolom cijfers in het groen. Mijn collega’s en ik, wij zullen doen wat nodig is, zonder ons veel van die cijfers aan te trekken. We zullen het werk verdelen volgens een innerlijk algoritme dat rekening houdt met competentie, tijd, capaciteiten en een kompas dat ons zegt wat een faire en rechtvaardige verdeling is.
Onze studenten van het eerste semester hebben hun punten gekregen, sommigen van hen hebben een vraag. Ik stel hen gerust, wijs hen op het traject dat ze afgelegd hebben, geef een compliment dat ik gepast acht. Een van hen vraagt naar de betekenis achter het cijfer en net wanneer ik klaar ben om een filosofische verhandeling af te steken over wat een 16 op 20 zegt kom ik er achter dat hij de juiste kolom met scores niet terugvindt in een scherm dat gevuld is met informatie over studiekredieten en andere onbegrijpelijke zaken.
’s Avonds kijk ik met mijn dochter naar een paar afleveringen van After Life, de serie van en met Ricky Gervais. Het is een fijne reeks, met goeie personages die allemaal wel de stempel van Gervais dragen. Gervais’ personage is in het begin van de serie bitter en nihilistisch, bot en lomp, kwetsend omdat hij zelf gekwetst is. Gradueel evolueert hij tot een figuur die de voorzitter van de Bond Zonder Naam zou kunnen zijn, zonder dat het stroperig of melig wordt.
Feel bad to feel good op het einde.
