Maandag 14 september

Mijn man is bij zijn kinderen, mijn dochter vertrokken naar haar kot in Brussel. Mijn eigen kat brengt haar dag door op mijn bed, de hongerige kat van de buren waakt standvastig voor de achterdeur en hoopt op hapjes. Het weer doet denken aan hoogzomer, we krijgen meer dan 30 graden en er staan files richting zee. Ik doe mijn best om verslagen en analyses van de Tour te vermijden. 2020 is een jaar waarvoor het woord chaos is uitgevonden. Het verloopt achterstevoren, ondersteboven en konteverkeerd.

Vanavond geef ik les en bij de voorbereiding gebruik ik de les die ik half februari gaf en die ik me nog levendig herinner. Met 35 zaten we in een lokaal gepakt, dicht op elkaar en vaagweg hadden we al iets gehoord over een nieuw virus dat in China lelijk huis hield. Een kleine maand later zouden we volledig in paniek alle remmen dichtgooien en voor de rest van het semester zou niemand dat klaslokaal nog betreden. Nu worden we terug naar de campus gesommeerd met de dringende vraag om afstand van elkaar te bewaren, alsof dat in een onderwijscontext een optie is. Deze week zijn het nog ietwat bezadigde volwassenen die we één en ander proberen bij brengen, vanaf volgende week zijn het opnieuw de 18 tot 24-jarigen die door de gangen zullen dwalen. Op zoek naar nieuwe vrienden, een lief, plezier, goedkope pintjes, feestjes en al het andere dat het jonge leven zo spannend maakt. Ik wil het nog zien gebeuren dan, dat afstand houden.

Verder erger ik me groen en blauw aan de administratieve ellende waarmee het begin van het schooljaar gepaard gaat. Het inschrijvingsproces verloopt te traag, studenten worden ingeschreven voor de verkeerde cursus, de verkeerde vakken, ik krijg verkeerde informatie en er worden verkeerde facturen verstuurd. Ondertussen ben ik diegene die de bezorgde berichten van cursisten moet beantwoorden, elke stap van het secretariaat moet opvolgen en tegen een uur of 4 ben ik ongeveer rijp om met een vlammenwerper de kantoren te bestormen. Om te kalmeren ga ik maar wat boodschappen doen, zodat de kat ook straks haar brokjes krijgt.

Na de les, het is dan ongeveer 21h30, fiets ik naar huis. Een jas is niet nodig, in de studentenbuurt gonst het van leven. Er zijn mensen die chillen in het park, in de verte hoor ik gebrul dat voor zingen moet doorgaan. Aan het populaire studentencafé op de hoek zitten de tafeltjes vol, het bier vloeit. Het leven lijkt angstwekkend normaal, fiets rustig door, niets aan de hand hier. Morgen is er weer een dag, komt de zon opnieuw gewoon op in het Oosten. Gaat weer onder in het Westen om 19h56.  

Aan de overkant van de oceaan staan hele staten in brand en nog reageren we als verlamd. Het lijkt alsof we de ernst van de situatie niet kunnen bevatten, laat staan dat er iemand actie onderneemt. Liever dansen we op de macabere tonen van het Titanic-orkest en doen we alsof de wereld niet in snel tempo kapseist.  

Plaats een reactie