Vorig jaar las ik in eindejaarsperiode de Kopenhagentrilogie van Tove Ditlevsen. Dit jaar las ik in de donkere dagen tussen oud en nieuw ‘Kameraad Scheermes’ van de illustere Rogie Wieg. In tegenstelling tot Ditlevsen beleeft Wieg geen posthume revival, dus ik weet niet meer precies waar ik dit boek op het spoor kwam. Beide schrijvers kampten met verslaving (zij aan morfine, hij aan benzodiazepines), kampten met depressies en leken vooral te lijden aan de absurditeit van het leven. Ditlevsen gooide in 1976 op 58-jarige leeftijd de handdoek zelf in de ring, Wieg kreeg in 2015 op 52-jarige leeftijd euthanasie wegens ondraaglijk psychisch en fysiek lijden. Van beide schrijvers draait het oeuvre voornamelijk om hun worsteling met de duisternis en de zwaarte. Om maar te zeggen: dit seizoen van opgefokte hartelijkheid, beste wensen, eindeloze indigesties en valse warmte leent zich uitstekend om boeken te lezen die de donkere kantjes van het leven belichten.
Aan de euthanasie van Wieg hangt bovendien nog een zeer bijzonder verhaal vast. In de vroege jaren 2000 gaf Wieg in zijn werk en interviews als ervaringsdeskundige uitdrukkelijk te kennen dat suïcidale mensen niet dood wilden, maar wel op zoek waren naar een ander leven. Hij vond dat de omgeving en de maatschappij de kandidaat-zelfmoordenaar of -moordenares vooral tegen zichzelf moest beschermen en uiteindelijk op andere gedachten moest zien te brengen. Samen met zijn psychiater geeft hij zelfs lezingen om die boodschap te verkondigen. Dat hij een tiental jaren later zelf toch kiest voor euthanasie staat daar in schril contrast mee, al is het niet vreemd dat jarenlang strijden tegen jezelf uiteindelijk ook te veel wordt.
Uit een interview met Aleid Truijens: ‘De stem die de zelfmoordenaar hoort spreken in zijn hoofd, is een zieke stem’, waarschuwde Wieg toen.
Nadat Wieg zijn voornemen om euthanasie te laten uitvoeren wereldkundig had gemaakt begint medeschrijver en goede vriend Joost Zwagerman hem en zijn entourage te bestoken met mails om hem op andere gedachten te (laten) brengen. Er is genoeg om voor te blijven leven, luidde keer op de keer de boodschap van Zwagerman. Wieg was niet ‘uitbehandeld’, er waren nog opties en mogelijkheden en het leven blijft ondanks alles mooi. Maar voor Wieg is het genoeg geweest en hij zet zijn plannen door – ook tegen het advies van zijn behandelende psychiater in. Op de dag van de uitvoering trommelt Zwagerman – die zelf op Terschelling verblijft – Leon De Winter en Jessica Durlacher op om de zelfgekozen dood van Wieg alsnog te verhinderen. Ze maken amok aan de deur, zijn zus wordt de toegang tot de woonst ontzegd. De politie komt er bij en de buurt staat er op te kijken. Volgens Wiegs echtgenote hoort hij alles door het open raam. Een sereen heengaan is hem niet gegund.
Het blijft bijzonder ironisch dat luttele weken na de dood van Wieg Zwagerman zelf uit het leven stapt, zoals dat dan eufemistisch heet. Alle mails en boodschappen over de zin van het leven, de schoonheid ervan, de belofte op beterschap en een licht en zonnig bestaan … Achteraf gezien lijken het wanhopige pogingen van Zwagerman om zichzelf te overtuigen om het leven niet op te geven, het nog eens te proberen, door te gaan terwijl je eigenlijk wil stoppen. De realiteit toont zich in deze weer eens vreemder dan het verzonnen verhaal.
Terug naar het begin. Wieg was de zoon van vluchtelingen die in 1956 Hongarije vaarwel zegden, nadat de opstand tegen het stalinistische regime door de Russen genadeloos werd neergeslagen. 200.000 mensen moesten Hongarije verlaten, honderden werden geëxecuteerd. Rusland heeft het al langer dan vandaag moeilijk om aan de eigen grenzen te houden en heeft er een handje van weg om onafhankelijke naties te dwingen om de Russische koers te varen. Robert – Rogi – Wieg komt in Delft ter wereld in 1962 en breekt in 1987 door met de dichtbundel Toverdraad van dagverblijf. Hij krijgt prijzen en contracten, een roemrijke carrière als schrijver van verhalend proza en poëzie wenkt.
In de autobiografische roman ‘Kameraad Scheermes‘ – die verschijnt in 2003 – heeft Wieg het over zijn zware depressies en zelfmoordpogingen. De titel verwijst naar de scheermesjes die hij koopt om zichzelf de polsen over te snijden, maar de poging mislukt omdat Wieg op de valreep wordt overvallen door levensdrift en er in slaagt hulp te roepen. Wat volgt is een lijdensweg in de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg. Een niet onbekend verhaal van een verkeerde diagnose, geëxperimenteer met medicatie en dokters/psychiaters die vooral overtuigd zijn van hun eigen gelijk en hun patiënt als een onmondige kleuter zien die vooral niet te weerbarstig moet zijn. Een opname in een kliniek in Duitsland brengt enig soelaas: een behandeling die lijkt aan te slaan en de levensvreugde ontwaakt voorzichtig. Terug in Nederland zorgt een moeilijke relatie met een vrouw opnieuw voor een langdurig verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. Omdat Wieg ondertussen ‘therapieresistent’ is en een steeds wisselende medicijnencocktail evenmin soelaas brengt gaat men over tot elektroshocktherapie. Het hoeft niet te verwonderen dat ook deze kuur niet veel oplevert, behalve dan problemen met het kortetermijngeheugen. Ten einde raad wordt de patiënt overgedragen aan een nieuwe psychiater die er een onconventionele aanpak op nahoudt. Die stuurt hem terug naar huis en bouwt zelfs een vriendschap met hem op. Even zal het beter gaan.
Tot zover de droge feiten. Waar Wieg vooral in slaagt is de lezer duidelijk maken wat een ernstige depressie doet met een mens. De voortdurende angst, het afgestompte gevoelsleven, de onmogelijkheid om nog te letten op persoonlijke hygiëne, de isolatie van alles en iedereen, het versufte intellectuele vermogen en de uitzichtloosheid van dit alles. Voor Wieg is ‘Kameraad Scheermes’ schrijven geen sinecure. Een depressie beschrijven is nog iets anders dan een depressie meemaken, maar je merkt dat de herinneringen aan de neerslachtigheid nog altijd heel erg levendig zijn. Om de druk enigszins van de ketel te halen voert Wieg een fictief personage op dat een min of meer een alter ego is van de schrijver zelf en die soms in dialoog gaan met elkaar. Voor mij een overbodig verhaaltechnisch element, maar ik snap waarom het voor de schrijver noodzakelijk was. Het zorgt voor een vluchtstrook, het is een manier om te schrijven over jezelf zonder dat het over jezelf gaat.
‘Kameraad Scheermes’ is geen wereldschokkende roman, maar wel een beklijvend zelfportret van een schrijver die worstelt met een slopend ziektebeeld waar weinig kruid tegen gewassen is. De manier waarop Wieg steeds blijft strijden tegen de alomvattende duisternis die hem steeds weer overvalt verdient bewondering, zelfs al was hij op een bepaald moment op.
P.S. Deze roman is uiteraard geen aanrader voor wie zelf acuut met een depressie worstelt. Wie het zelf moeilijk heeft heeft kan in België terecht op het nummer 1813.
