Het Showa-tijdperk in de Japanse geschiedenis loopt van 1926 tot en met 1989 en dat is niet toevallig de periode van keizer Hirohito. Tijdens deze periode van het ‘Schitterende Japan’ was het land tot op het einde van de tweede wereldoorlog een totalitaire, quasi fascistische staat. Het viel in 1937 China binnen en sloot zich tijdens de tweede wereldoorlog aan bij Nazi-Duitsland en we weten allemaal hoe dat afliep. Na WWII ging het Japan economisch voor de wind en stelde het zich open voor Westerse (meestal Amerikaanse) culturele invloeden. Ook omgekeerd werd de Japanse populaire cultuur een exportproduct: Japanse films, manga en anime werden zowel in Europa als de VS gesmaakt.
Ryu Murakami is een tijdsgenoot van Haruki Murakami, die vele malen beroemder en succesvoller is. We kunnen zonder veel protest beweren dat Haruki in zijn boeken een universum schept dat dat proper (tot op het klinische af), schoon, goed, rechtvaardig en moreel is. Zijn verhalen worden bevolkt door mensen die dan weliswaar af en toe in de plooien van parallelle universa verstrikt raken, het blijven allemaal gezonde lieden met een goede smaak en dito kleren. Ze eten gezond en drinken af en toe zeer gematigd een slokje uitstekende whisky of nuttigen bij hun eten een blikje bier. Mochten er af en toe geen sprekende katten ten berde gebracht worden, we zouden het een tikje saai en gepolijst kunnen vinden.
Ryu Murakami voert in ‘Popular Hits of the Showa Era’ een heel ander volkje ten tonele. Een groepje van 6 nihilistische jongeren komt elke zaterdagavond samen in het appartement van één van hen. Ze doen zich te goed aan smakeloze, voorverpakte junkfood, halen goedkope saké uit een automaat of zuipen liters goedkoop bier of sterke drank. Ze spelen hersenloze spelletjes, hebben geen ambitie of doel in hun leven. Ze jagen enkel goedkope kicks na, vrouwen zijn seksobjecten die ze kennen uit mangastrips of pornomagazines. Hun bestaan is hol, doelloos en leeg. Daar komt enkel verandering in wanneer één van hen domweg een ‘oba-san’ neersteekt op straat. Een oba-san, daar wordt een ietwat plompe vrouw van achteraan de dertig mee bedoeld. Ze leeft alleen, is een plichtsbewuste werker en conformeert zich naar de geldende normen. Alleen met de de liefde wil het niet zo goed lukken en dus concentreert ze zich voor haar sociale leven op haar vriendinnen en banale hobbies.
De oba-sans laten de moord op hun vriendin echter niet zomaar over hun kant gaan en deinzen er niet voor terug zich te wreken. Er ontspint zich een absurde en hilarische wapenwedloop tussen de twee bendes en voor het eerst lijken beide groepen zich bewust van een hoger doel in het leven.
Met de zeer expliciete beschrijvingen van het zinloos geweld, het onbezielde bestaan zonder idealen of werkelijke verbinding tussen mensen kun je Ryu Murakami een beetje vergelijken met Bret Easton Ellis in American Psycho. Toch zijn er belangrijke verschillen; zo concentreert Ellis zich vaak op de leegheid van het bestaan van rijkeluiskindjes, terwijl Ryu duidelijk een maatschappelijke onderklasse ten berde brengt. En waar het bij Ellis allemaal wel zou kunnen waar zijn, neemt Murakami je algauw mee in een volledig ‘over the top’ verhaal, zoals Tarantino ook wel doet. Dat je meegaat in de wereld van Murakami en dat hij je tegelijkertijd een kant leert kennen van de Japanse maatschappij die je voordien onbekend was is dan ook zijn grote kracht.
