Ik voel me nog altijd (of alweer) niet zo lekker en het is verlof dus ik hang op deze Dag van de Arbeid voornamelijk in de zetel. Mijn dochter vraagt of er brood is (neen, natuurlijk niet), dus ik snel even naar de Turkse supermarkt zodat dat arme bloedje tenminste iets te eten heeft. Ik zie dat één van de buren nogal prominent een aantal Vlaamse leeuwen aan zijn gevel heeft gehangen, kwestie van een statement te maken. Ik hoor hem tegen een andere buurman mopperen over de ‘de rode, de gele, de groene’ en wellicht alle andere kleuren die ons politiek bestel kleuren. Ik steek mijn hand op, zij zwaaien hun eeuwige blikje Jupiler terug.
Er zijn geen optochten, stoeten of fanfares dit jaar. Geen rode rozen, vlaggen, vaandels, sjaaltjes of rode rokjes voor de dames. Geen oppeppende speeches of vals en aarzelend aangezette ‘Internationales’ op tribunes. Ik zie her en der Conner Rousseau opduiken, het mateke dat de SP.A uit het slop moet halen. Blijkbaar charmeert hij wel een aantal mensen, ik kan in hem niet veel anders zien dan een arrivist op veel te dure basketsloefkes. Als ik hoor dat hij het over de ‘hardwerkende Vlaming’ heeft, ben ik geërgerd. Flauwe opgewarmde kost die nog maar eens in de strot van de mensen geduwd wordt en al sinds jaar en dag het terrein van de N-VA en kompanen. Wat je daar te zoeken hebt als sociaaldemocraat, het is me een raadsel. Als je er nu nog rijk van zou worden, van al dat harde werken.
Ik weet het wel, een mens moet iets om handen hebben en een job is voor een deel wie we zijn. Een leraar, een dokter, een verpleger, een schrijver, een professor, een poetsvrouw, een coiffeur, een loodgieter, een vuilnisman, een bakker, een beenhouwer. Het is vaak ons antwoord op de vraag wie we zijn of wat we doen. Maar het leven is ook nog genieten en tijd hebben die helemaal van ons is. Om met je kinderen te dollen, je lief lief te hebben, ongegeneerd een boek te lezen of te prutsen aan moto’s of een instrument te bespelen. Te vissen of de jeugdvoetbalploeg van je dorp te trainen. Maar neen, nu hebben we ook nog het recht om te krabben in flexijobs of al fietsen maaltijden rond te dragen voor Uber of een andere disruptieve moloch.
Die mythe van de ‘hardwerkende Vlaming’, het is een manier om ons trots te laten zijn op onze slavenmentaliteit. En een subtiele sneer om anderen te laten weten dat zij natuurlijk niet zo hard werken en dus nooit zullen kunnen worden als wij.
Straks komt mijn lief, ik haal iets te eten af.
We beginnen eindelijk aan Tsjernobil, de reeks over de gelijknamige kernramp uit de jaren ’80. Veertien was ik net, toen het gebeurde. Rusland was een land ver weg, verscholen achter het IJzeren Gordijn. Dat gordijn stel ik me nog steeds voor als een reusachtig voorhangsel dat bestaat uit verticale lamellen die uit de hemel druipen. Tegenwoordig is Pripjat een spookstad, waar fotografen en urbexers binnendringen op zoek naar mooie plaatjes van gestolde levens.
