Het is 21:55 en de thermostaat geeft 29,7° graden aan. Op mijn huid ligt een olieachtig laagje zweet, mijn dijen schuren tijdens het stappen pijnlijk langs elkaar. Bij elke onnozele beweging die ik doe krijg ik het benauwd. Morgen volgt er nog zo’n dag, daarna misschien nog één. Ons volgend huis moet een zwembad hebben, zeg ik tegen mijn man, en ik meen het nog ook. En airco, voegt hij er aan toe.
Ik heb wat onkruid laten woekeren tegen de gevel en noem het spottend mijn geveltuintje. Ergens verderop laat een onverlaat een passieflora opklimmen. In mijn straat is geen boom te zien, in de straten rondom evenmin. Zelfs al was er plaats, het afval zou te hinderlijk bevonden worden voor de rijen auto’s die bumper aan bumper aan weerszijden van de straat geparkeerd staan. Dat mijn buren soms moeten rondrijden om ’s avonds een parkeerplekje te vinden is een grote frustratie. Ooit zullen mensen hoofdschudden terugdenken aan de tijd dat onze straten, pleinen, wegen werden opgeofferd aan deze heilige koe. Op de verkeersas waar ik fiets om de stad te bereiken of naar het werk te gaan heb ik een bruine strook toegewezen gekregen. Een fietssuggestiestrook, zoals dat heet. Voor automobilisten een plekje om te staan bellen, heel eventjes te parkeren of boodschappen in en uit te laten. Regelmatig word ik ingehaald door trekkers en vrachtwagens waarvan ik durf vermoeden dat ze meer dan 50 rijden. Een verkeerd manoeuvre en je bent een statistiek.
We hebben het hele land verkaveld en beginnen nu aan het strand. Gezien de feiten van het afgelopen weekend, voorlopig met matig succes. Er zijn geen cafébazen meer, iedereen is ondernemer. En we weten allemaal dat ondernemers de wereld zullen redden. Daarom moeten ze strandbars in concessie krijgen, waar de Vlaming onder een parasol met lelijke reclame er op fancy gin-tonics kan bestellen die veel te veel kosten. Door de luidsprekers weerklinkt gedateerde loungemuziek.
De wereld is aan diegene die ervoor kan betalen, de mooiste plekjes zijn gereserveerd voor wie een dikke cheque kan leggen of ijsemmers champagne kan bestellen. In Knokke, toen enkele weken geleden Hollandse fils-à-papas nachtenlang met de politie in de clinch lagen lag het voorstel op tafel om het sluitingsuur te verlaten. Nu enkele Brusselse heethoofden manu militari een plek opeisen in Blankenberge moet er hard en krachtdadig opgetreden worden, wat denken die gasten wel? Bovendien zijn ze ook nog eens lid van een Brusselse straatbende die bekend staan om weed te dealen. Misschien zijn die nette kerels van Reuzegom daar hun zak van 10 gram komen halen, en vroegen ze er nog wat coke bovenop.
In de stad is het ook al drummen voor een plaatsje op ‘plage tatouage’. Wie niet binnen raakt heeft pech en mag blijven zweten. Word je toch betrapt op zwemmen waar het niet mag, krijg je een boete. Het maakt me allemaal zo triest en opstandig, de manier waarop we het hebben georganiseerd. Zo onverstandig, zo beige, zo middelmatig, zo weinig doordacht of creatief. Zo pietluttig en kleinzielig, zo op maat van wie al veel te veel heeft.
Het is 22:27 en de thermostaat is nog steeds vastgeroest op 29,7° Celcius.
