Vandaag ben ik uitgenodigd op een verjaardagsfeestje. Ofwel ga ik niet omdat er wellicht meer dan 5 mensen zullen zijn en mis ik alle pret. Ofwel ga ik wel en ben ik in overtreding. Omdat we in de tuin kunnen zitten en ik mezelf kan beloven dat ik vertrek op het moment dat er echt te veel mensen zijn vind ik dat het mag. We zullen het maar Corona-moeheid noemen zeker? Ik ben niet de enige die er last van heeft en op zoek is naar het grensgebied tussen wat wel mag en wat niet.
De absurditeit van de regeltjes die lijkt af te hangen van de kapitaalkracht van de lobbygroep in kwestie doet er ook geen goed aan. Je mag in het vliegtuig op een ander zijn schoot gaan zitten, je mag niet naar een optreden luisteren terwijl je stilletjes en braaf op je stoeltje zit op veilige afstand van al de rest. Je gaat en je staat niet meer waar je wil in dit land en al helemaal niet meer wanneer je wil. Je draagt een mondmasker in quasi lege straten, alsof dat ook maar enige zin heeft. Je laat je naam en je telefoonnummer achter in horecagelegenheden en uiteindelijk zal het er op neer komen dat die formulieren in de papierversnipperaar belanden zonder dat er iemand ooit een blik op wierp.
In de late namiddag zit ik dus met vrienden die ik in geen maanden meer zag of sprak in de tuin te keuvelen zoals we vroeger ook al deden. Er is lauw bier en hapjes, iemand brengt een fles champagne mee die we soldaat maken. Daarna moet ik al weer weg: ik ga met mijn dochter op restaurant.
Als ik thuiskom is het al donker en kijk ik naar 37,2° Le Matin, de iconische film van Beineix waarin la Dalle haar debuut maakte. Ik zag hem voor het eerst toen ik net in Gent studeerde, van op de eerste rij. Het is altijd een beetje bang afwachten, als je zo’n film opnieuw bekijkt. Je blik is veranderd, de tijden zijn ook veranderd en je bent niet meer zo gauw onder de indruk als toen. Je hebt niet langer het gevoel dat je moet goed vinden wat al je vrienden ook pretenderen goed te vinden om erbij te horen. Maar wat ik gisteren zag heeft grotendeels de tand des tijds goed doorstaan. Natuurlijk, de behoorlijk stomende scènes zijn vooral gemaakt om de mannelijke, heteroseksuele blik te behagen, maar de broeierige en intense sfeer zorgen voor een mooi tegengewicht. Béatrice Dalle, die ten tijde van opnames pas 20 is, verklaart later wel dat de seksscènes ‘de hel’ waren, maar dat haar tegenspeler, Jean-Hugues Anglade, haar er doorheen leidde.
Ook de blinde adoratie van Zorg voor zijn Betty, de onverstoorbaarheid waarop hij telkens weer de brokstukken de ze achterlaat probeert te lijmen is bijzonder aandoenlijk om te zien. Tegenwoordig zouden we voor het personage Betty losjesweg de diagnose ‘borderline’ uit de pols schudden, toen zagen we vooral passie en veel liefde.
