De Volga – of moet ik Wolga schrijven? (volgens de Nederlandstalige Wikipedia-pagina wel) – is de langste rivier van Europa. Ten Zuiden van Kazan voegt de Kama zich bij de Volga-wateren en een oneindig aantal kilometers later, in de buurt van Astrakhan, werpt de rivier zich via een uitgestrekte Delta in de Kaspische Zee. Drie maanden per jaar is bijna al het water van de Wolga bevroren, onder invloed van het barre landklimaat dat het laat winteren van oktober tot april.
In 1997 trekt Slaviste en dichteres Jo Govaerts met een uitwisselingsbeurs een aantal maanden naar Kazan, de hoofdstad van de nieuwbakken Russische Republiek Tatarstan (of in het Nederlands Tatarije dus). Ze schrijft haar belevenissen neer in het boekje ‘Tatarstan, een twijfelland aan de Volga’, dat ik onlangs in de kringwinkel voor anderhalve euro op de kop tikte. Govaerts is geboren in hetzelfde jaar als ik en debuteerde op 14-jarige leeftijd met de dichtbundel Hanne Ton, en dat veroorzaakte in 1987 behoorlijk wat ophef. Dat iemand zo jong de weg vond naar het boekenbedrijf, dat was nogal wat (of zo herinner ik het me wel). Zelf moest ik het vooral van vage dromen in die richting hebben, die nooit werkelijkheid werden omdat het me aan discipline ontbrak en er te veel kattenkwaad moest uitgehaald worden.
Op de één of andere manier gingen we ook op studiegebied dezelfde richting uit, en ook deze keer weer met dezelfde succesratio: zij vol ijver en aandacht, ik als een ongeleid projectiel dat van hakken over de sloot een sport maakte. Het gevolg is natuurlijk dat Jo wel in Kazan belandde en ik in 1997 mijn dagen sleet in een callcenter in Slough. In dat industriegebied werd later The Office opgenomen, dus dat is dan weer wel een pluim die ik op mijn hoed kan steken.
In deze moderne tijden zou Jo Govaerts over haar belevenissen in die verre stad bloggen of er over berichten via statusupdates op Facebook. Maar in 1998 – toen ik een dochter op de wereld zette in Oostende – bundelde uitgeverij Van Halewyck de berichten uit Kazan in een boekje. En zo kon ik ongeveer een kwarteeuw later nog kennismaken met deze verre stad op een kleine 1000 kilometer van Moskou. Ik moet er over geleerd hebben in mijn lessen Russische geschiedenis en dat verklaart misschien wel de mythische bijklank die Kazan voor mij nog altijd heeft. In wat nu een behoorlijk treurige provinciestad aan de rand van rijk lijkt te zijn (of zo beschrijft Govaerts Kazan toch), gaat ze op zoek naar de Tataarse taal, gebruiken en geschiedenis. Dat valt niet altijd mee, want sinds de verovering door Ivan de Verschrikkelijke in 1552 werden de Tataren onverdroten gerussificeerd. Moderne Tataren spreken nauwelijks nog de taal, hun Islamitische geloof moesten ze afzweren en in de Sovjetperiode ging de uitwissing van de Tataarse cultuur onverminderd voort. Dat schrikt Govaerts niet af, moedig trekt ze vanuit Kazan met aftandse treinen en bussen naar afgelegen dorpen op zoek naar restanten van de volkscultuur. Ze gunt je zo een blik op de uitgestrektheid van Tatarije, en bij uitbreiding de Russische Federatie. Het is een land waar wij ons maar met moeite een voorstelling van kunnen maken, al moeten we als Belgen enige verwantschap kunnen voelen met de bureaucratische fratsen en de absurde toestanden die daar het gevolg van zijn. En net zoals de Belgen haalt de Rus of de Tataar de schouders op bij zoveel ongerijmdheden.
