Gisteren gingen mijn man en ik voor het eerst in jaren nog eens naar de sauna. Ik had een boekje meegenomen om tussen de zweetbeurten in te lezen. Portret van mijn engel, geschreven door ene Nicolette Smabers. Ik had het een tijdje terug meegenomen uit één van de vele boekenruilkastjes die onze wijk tegenwoordig rijk is. Een beduimeld exemplaar, dat volgens een stempel vooraan in het boek ooit had toebehoord aan de wijkbibliotheek Sint-Amandus uit Sint-Amandsberg dat toen nog de postcode 9110 voerde. Toen ik in Sint-Amandsberg woonde was dat al 9040.
Van Smabers had ik nog nooit gehoord, maar wat ik op de achterflap las intrigeerde me genoeg om het mee te nemen. Het leuk aan die boekenkastjes is dat je er een zeer breed gamma aan stijlen in terugvindt, met af en toe een totaal onverwachte ontdekking die je te beurt valt. In het boek – dat ongeveer 120 pagina’s telt – staan 12 korte verhalen. 8 daarvan gaan over haar jeugd in de jaren ’50 en ’60, met het katholieke Zeeland op de achtergrond. Smabers kijkt door de ogen van een kind naar de wereld van de grote mensen. Die is fascinerend, vreemd en een tikkeltje bedreigend tegelijkertijd. Vol geheimen ook, en zaken die maar half worden uitgesproken. Dat prikkelt de fantasie, zowel van het hoofdpersonage als van de lezer, die ook wel wil weten wat die ene oom nu heeft uitgespookt of wat die vader met zijn hartkwaal nu precies heeft betekend voor het verzet.
Voor het jonge kind zijn de Bijbelse verhalen die door de nonnen op school verteld worden onbegrijpelijk, met woorden die zonder betekenis zijn. De betekenis wordt door het kind dan maar zelf geconfabuleerd, zodat er toch ergens een soort coherentie ontstaat die voor de volwassen lezer logisch aandoet, maar toch absurdistisch is. Als de boodschap is dat God overal is, dan gaat het kind die aanwezigheid ook zoeken in het inktpotje dat op de lessenaar staat. (Mijn eigen zus verklaarde ooit dat God ook aanwezig was in het toilethokje, al is het nooit echt duidelijk waarom Hij net daar zou willen vertoeven).
Ik zat nog op de kleuterschool bij zuster Marie-Bernadette – misschien omdat zij nogal dik was had ik eerst gedacht dat zij heette: zuster Marie-In-Bernadette.
Het fenomeen taal – waarmee het kind uiteindelijk toegang verwerft tot de hermetische wereld van de volwassenen – speelt in de verhalen van Smabers een opmerkelijke rol.
Uit ‘Vreemde Woorden’:
Niet de gewone, die je even gemakkelijk de baas was als je eigen benen bij het wandelen: sok, melk, glas, poes, paard, huis. (…) Het verwonderde me wel dat melk werd ‘melk’ en dat er woorden waren die je kon schrijven, hoewel je ze niet kende en niet nodig had: guit, raaf, juk.
Ook denkt ze terug aan het spelletje dat we allemaal wel eens speelden als kind: een woord een aantal keren snel na elkaar zeggen, zodat de betekenis ervan vervaagt en er enkel nog de vreemde klanken overblijven.
In de laatste vier verhalen kijkt het hoofdpersonage – net zoals het kind – vanop een afstand naar wat zich in haar leven afspeelt. De anonieme zij kent de gebruiken en de geplogenheden van haar omgeving, weet wat van haar verwacht wordt maar slaagt er toch niet in daar helemaal aan te voldoen. Het ik blijft een buitenstaander, niet in staat contact te leggen met de ander die zich in een andere wereld lijkt te bevinden.
Portret van mijn engel verscheen in 1987. Op haar website lees ik dat Nicolette Smabers op ongeregelde tijdstippen is blijven publiceren. Voor zover ik kan afleiden uit haar biografie behandelen die verhalen en romans – waarvan haar laatste in 2021 verscheen – dezelfde thematieken als in deze verhalenbundel: de zwijgzaamheid van volwassenen, de wetenschap dat er geheimen zijn en hoe je die kunt achterhalen. Haar stijl is summier: net als de personages in de romans en de verhalen moet je als lezer zelf puzzelstukjes bij elkaar zoeken, verbanden leggen en je eigen waarheid samenstellen.
In elk geval: een zeer fijne leeservaring, die wellicht nog even zal blijven hangen. Voorlopig breng ik het boekje nog niet terug naar een boekenkastje, maar ik blijf het nog even bijhouden om af en toe te doorbladeren, zodat ik op zinnen kan stuiten zoals deze: Ik slenterde door een straat die zich aan me voordeed als de straat waarin ik woon; en de dingen spraken voor zichzelf in dat merkwaardige licht waaruit het zwart van de nacht is weggetrokken nog voor de dag begonnen is.
Ik lig in elk geval op de uitkijk om in de boekenkastjes van Wondelgem haar volledige oeuvre te ontdekken.
