Paravion

Ik begon Paravion van Hafid Bouazza te lezen ergens midden november, toen er geen ontsnappen meer was aan de korte dagen en de lange duistere nachten. Ik kan mij geen beter moment voorstellen, want praktisch het hele boek door mag je genieten van rijke beschrijvingen van zonovergoten dagen, exotische geuren en kleuren, sensuele vrouwen en mannen. De maaltijden worden bereid met een keur aan kruiden en specerijen zoals kruizemunt, bergamot, anijs, kardemom, peper, gember, kaneel, kurkuma, koriander, citroenmelisse, laurier, salie, tijm, vanille en ga zo maar door. De zon zindert onafgebroken aan de horizon en verwarmt het hart van de mensen en de vacht van de geiten. ’s Nachts fonkelt de volle maan aan het firmament en sluipt een minnaar door het dorp, op zoek naar erotisch vertier en het gezelschap van een warm lijf, liefhebbende armen, een welgevormde derrière en borsten als overrijpe meloenen. (Ik weet niet of Bouazza precies dat beeld gebruikt, maar jullie snappen waar ik heen wil, ongetwijfeld).

De hoofdpersonages zijn stuk voor stuk uit een sprookje weggelopen: een herdersjongen, een bejaarde Siamese tweeling die tegelijkertijd fungeert als heks, vroedvrouw en kruidendokter, vaders en moeders die met elkaar en hun nageslacht communiceren over de grens van de dood heen, rusteloze huwbare meiden die zich geen blijf weten met hun wellust en hun moeders. In de verte, als een fata morgana duikt af en toe het beeld op van een vreemde stad in een vreemd land; Paravion. Daar gaan de mannen heen, op zoek naar een beter leven. Af en toe sturen ze geld en brieven naar het thuisfront.

Dat betere leven in de Nederlandse hoofdstad betekent voortdurend heen en weer geslingerd worden tussen verbijstering en verwondering over het leven, de zeden en de wetten in het nieuwe vaderland. In het nieuwe land is er geen status en de trots van de mannen wordt onherroepelijk aangetast, terwijl ze het systeem in hun voordeel proberen om te buigen. De migranten klitten samen in een theehuis in het voorgeborchte van Paravion, ze kunnen er nog een blik werpen op het land dat ze achter zich lieten. Ze houden elkaar in de gaten en berispen wie zich te ver van het pad van oude gewoonten af waagt.

Bouzza schrijft in de traditie van de eeuwenoude Arabische vertellingen, waar symboliek, mystiek en metaforen de dienst uitmaken. Het tijdsverloop lijkt eerder circulair dan lineair en verschillende hoofdpersonages dragen dezelfde naam in een verhaal dat niet echt een duidelijk begin, midden en einde lijkt te kennen. Van de lezer wordt dus een deel overgave aan de beeldtaal verwacht, en het lijkt me duidelijk dat dit niet iedereen gegeven zal zijn.

Ondertussen hebben we Bouazza ook leren kennen als genadeloze criticus van de hypocrisie in de eigen Marokkaanse gemeenschap en de schijnheilige manier waarop vrouwen de eer van de familie moeten torsen. Men zal het in 2004 – het jaar waarin Paravion de Gouden Uil won – misschien nog niet zo hebben gelezen, maar dit boek draagt op zijn minst de kiemen van deze aanklacht in zich.

Plaats een reactie