Examen

Vandaag had ik mijn examen Geschiedenis van de Antieke Wijsbegeerte, of ‘Antieke’ zoals ik het vak pleeg te noemen. Met een beetje geluk is het net hakken over de sloot, met wat minder geluk beland ik er alsnog midden in. Dat komt er natuurlijk van als je studeren moet combineren met een voltijdse job en nog wat besognes aan je hoofd die van persoonlijke aard zijn. Naar de les gaan zit er niet in, dus ik moet me behelpen met het handboek en powerpointslides waar hier en daar wat termen op gepleurd zijn. ChatGPT vult de ontbrekende informatie graag voor me in, zodat ik toch een beeld krijg dat iets vollediger is. Af en toe voorziet de prof een opname, omdat hij ergens een lezing moet geven. Dat helpt me ook al wat vooruit.

Maar goed, de Antieke philo-boys. Toen ik er voor het eerst aan begon dacht ik: waar is dat nu eigenlijk goed voor? Al die antieke theorietjes die al lang weerlegd zijn door de wetenschap of het gezond verstand. Neem nu iemand als Anaximander van Milete. Die dacht dat de aarde werd omringd door vurige karrewielen, waardoor je hier en daar een glimps opving van die gloed. Dat waren dan de sterren en de andere hemellichamen. En was er een eclips, dan was dat omdat er een gaatje werd afgedicht om de één of andere reden. Als je dat leest, dan denk je: jongens toch, heel veel wijzer word ik hier niet van.

Het begon me te dagen toen ik her en der las dat de archaïsche filosofen, en later Socrates, Plato en Aristoteles een nieuwe manier van denken introduceerden. Weg van de mythische verklaringen die alles wat er op aarde en in een mensenleven gebeurt toeschrijven aan Goddelijke interventies, mythes en legendes. Thales van Milete was de eerste die zei dat het niet Poseidon was die de overstromingen van de Nijl veroorzaakte, maar de Noordenwind. Geen idee of hij het juist had, maar het was in elk geval al een stap in de goede richting. Democritus beweerde 4 eeuwen voor onze tijdrekening al dat de kleinste bouwsteentjes van alles wat er is atomen waren. Of nee: hij beweerde dat er kleine bouwsteentjes waren en noemde die atomen. De eigenschappen die hij aan die atomen toeschreef, daar hebben we het beter niet meer over, maar zijn observatie was wel min of meer correct.

In pakweg 600 jaar maakte de mensheid, of toch diegenen die we toen kenden als ‘mensheid’ een enorme gedachtensprong. Weg van het magische, de kiemen van de wetenschappen zoals we die hier en nu nog altijd kennen werden daar gelegd. Je moet het ze wel nageven, die oude knakkers aan de kusten van Magna Graecia en later de polisdemocratie. Ze deden het bijna zonder handen, of althans zonder enige apparatuur. Er bestonden geen telescopen, microscopen en X-ray machines. Wie iets gecommuniceerd wilde krijgen moest dat in het begin nog doen via orale tradities (daarmee dat veel van die vroege werken volgens een bepaald metrum zijn geschreven, dat maakte het makkelijker om te memoriseren), later door alles minutieus te noteren op rollen papyrus. Er was geen beproefde wetenschappelijke methode, dus Socrates stookte de boel maar op door als een onvermoeibare kleuter ‘waarom’ te blijven vragen. Heraclitus stapte nooit twee keer in dezelfde rivier, zijn tijdgenoot Parmenides verklaarde dan weer dat er nooit iets veranderde.

Plaats een reactie